Boeken
Isabelle van Goch
Nieuws
Reacties
Startpagina

 

Verdachte sporen, hoofdstuk 1

'Kom, snel, hierheen' roept Pepijn naar Onno en Tristan. 'Dit is niet te geloven. Ik heb iets fantastisch ontdekt. Jullie moeten dit zien'. Zijn stem trilt helemaal van opwinding. Onno en Tristan komen snel naar hem toe. Pepijn staat druk te gebaren dat ze naar boven moeten kijken. Als ze omhoog kijken worden hun ogen groter en hun mond valt open. Pepijn heeft helemaal gelijk. Dit is fantastisch. Wat ze zien is een soort boomhut van twee meter breed en twee meter lang, die tussen drie grote sterke bomen in gebouwd is. De hut heeft aan drie zijden schotten. Deze zijn van planken gemaakt, maar hebben in het midden een soort gat, zodat het lijkt alsof er ramen in zitten. Pepijn, Onno en Tristan weten direct dat ze een heel bijzondere plek ontdekt hebben. Maar ze weten ook dat ze niet de enigen zijn in het bos. Ze zijn met nog een paar andere kinderen uit de klas het zogenaamde 'roversspel' aan het spelen. En ze willen niet dat de anderen ook deze plek ontdekken. Dit is hun geheim en dat moet zo blijven. En toch zit Pepijn direct aan Juliette te denken. Hij zou haar graag eens meenemen naar deze mooie plek. Bij het indelen van de 'rovers' had hij graag bij haar in de groep gezeten. Dan had hij haar zijn kompas kunnen laten zien. Daarop kon hij aflezen waar het noorden was en zo zouden ze zeker niet verdwalen. En dat zou Juliette natuurlijk heel knap vinden van hem. Pepijn wil nog wel langer doorgaan met dagdromen, maar Tristan gebaart dat Onno en hij dichterbij moeten komen. 
'We moeten zorgen dat deze plek geheim blijft,' stelt Tristan vast. 'Daarom moeten we er afspraken over maken.' Tristan is eigenlijk altijd al de leider van de drie geweest. Hij is de beste voetballer, neemt meestal de moeilijke beslissingen en hij durft eigenlijk alles. Dat heeft hij laatst nog maar eens bewezen door de grote sterke Sven uit groep 8 uit te dagen voor een touwtrekwedstrijd, die Tristan vervolgens kansloos verloor. Maar inmiddels heeft hij Sven alweer uitgedaagd voor een revanchewedstrijd.

Tristan houdt er van om snel te handelen en binnen tien minuten hebben ze de afspraken gemaakt. Zo vormen ze met z'n drieën een geheime club met de naam TOP, van de eerste letters van hun namen. De boomhut is de plek waar de club samenkomt en Tristan, Onno en Pepijn noemen het de "TOPlocatie". Uiteraard is de TOPlocatie een geheime plek, die alleen de leden van de club kennen. Als iemand buiten de samenkomsten alleen naar de boomhut gaat, dient hij dit binnen 24 uur te melden aan de andere leden. In het bijzijn van anderen wordt er nooit over gepraat en als er samenkomsten zijn, mag daar nooit geheimzinnig over gedaan worden. Met geheimzinnig gedrag trek je te veel aandacht en dat is niet de bedoeling. Als er samenkomsten zijn, vinden die altijd plaats onder het mom van het spelen van het 'roversspel'. Vooral naar hun ouders toe moeten ze heel voorzichtig zijn. Die vinden het namelijk vast niet goed dat hun kroost spelletjes doet in een boomhut drie meter boven de grond.

Tristan heeft voor hun eerste bijeenkomst voorgesteld om allemaal iets voor de TOPlocatie mee te nemen. Pepijns vader is timmerman en heeft op Pepijns verzoek een touwladder gemaakt. 'Voor het roversspel' had Pepijn tegen hem gezegd. Zijn vader, die het natuurlijk veel te leuk vond om een bijdrage te leveren aan het populaire spel, vroeg verder nergens naar. Binnen een paar dagen, of zeg maar avonden, was de touwladder klaar. Pepijn heeft de touwladder nu bij zich. Onno heeft een zeil van thuis meegenomen en het als een soort dak boven de hut vastgemaakt. Nu kunnen ze er ook in zitten als het regent. En met de herfst op komst kan dat nog wel eens van pas komen. Tristan heeft geheel volgens de verwachting, de mooiste inbreng. Een verrekijker. 'Hoe ben je daaraan gekomen?' vraagt Pepijn. 'Ach, wat maakt dat uit?' mompelt Tristan. 'Ik vind dit een ideale plek om hem te gebruiken.' Hoewel het zeil en de touwladder na de bijeenkomst achterblijven in de boomhut, gaat de verrekijker weer met Tristan mee naar huis. Zou Tristan hem stiekem van zijn vader gepakt hebben? Dan is het maar te hopen dat zijn vader er niet achter komt, want die kan soms zo boos worden dat zelfs Tristan beeft van schrik.

Als ze de boomhut verlaten denkt Pepijn dat hij iets hoort. 'Zeg', fluistert Pepijn, 'hebben jullie dat ook gehoord?' 'Wat?' vraagt Onno. 'Nou,' antwoordt Pepijn nog steeds op fluistertoon, 'dat geritsel.' 'Ik heb niets gehoord, jij wel, Tristan?' 'Nee, ik ook niet,' zegt Tristan. 'Waarschijnlijk is het de wind geweest of een vogel.' 'Of een ruiter, die teruggaat naar de manege,' voegt Onno eraan toe. 'In ieder geval niets om je druk over te maken,' zegt Tristan nog.  Als Pepijn de volgende ochtend wakker wordt, is het toch het eerste waar hij aan denkt. Hij weet bijna zeker dat hij iets gehoord heeft. Om er helemaal zeker van te zijn dat Tristan en Onno gelijk hebben, zal hij vanmiddag nog eens goed gaan kijken.


Het is dinsdagmiddag en de school is net uit. Pepijn is op zijn fiets op weg naar het bos. Tristan en Onno kunnen er vanmiddag niet bij zijn. Op dit moment zitten ze zwetend en ploeterend hun strafwerk te maken. Het was ook niet slim om ruzie te maken over het wel of niet buiten spel staan van die jongen uit groep 6. Ze stonden al met vier-nul voor en de pauze was bijna voorbij. Tristan is een erg goede voetballer, maar kan er slecht tegen als het spel in zijn ogen oneerlijk verloopt.
Hijgend van het harde fietsen komt Pepijn aan de rand van het bos. Hij zet zijn fiets bij het boswachtershuis neer en gaat snel het bos in. Hij loopt met grote stevige passen over het pad van de 'rode route'. Als hij dit pad helemaal zou volgen zou hij de wandelroute van vijf kilometer lopen. Maar al gauw wijkt hij van het pad af en verdwijnt tussen de bomen. Om de drie passen kijkt hij angstig om zich heen. Kan hij er zeker van zijn dat niemand hem heeft gezien? Wordt hij niet gevolgd?

Op het moment dat hij voor de vijfde keer achterom kijkt, ziet hij niet dat er een dikke afgevallen tak voor hem ligt. Zijn rechtervoet blijft erachter steken en Pepijn valt voorover met zijn gezicht in een hoopje bladeren. Het scheelt maar een haar of hij zou voluit met zijn gezicht in de paardenpoep gevallen zijn. Zo te ruiken is het paard nog niet ver weg. Met zijn val heeft hij de strontvliegen de stuipen op het lijf gejaagd. Geschrokken vliegen ze weg, op zoek naar een nieuw hoopje poep. Ook enkele kraaien fladderen verschrikt weg.  Daarmee is de stilte in het bos abrupt verbroken. Pepijn tuurt zeker een minuut lang het bos in. Heeft iemand zijn val gezien? Is er ergens een paar ogen dat nu terugkijkt naar hem? 'Niet te lang nadenken maar doorlopen' zegt hij tegen zichzelf. Om zes uur moet hij thuis zijn en dan wil hij klaar zijn hier in het bos. Sterker nog, zijn moeder wil dat hij altijd om zes uur aan tafel zit. Dan moet hij zijn voeten geveegd hebben en zijn handen gewassen. Stipt om zes uur komt het eten op tafel. En wie te laat komt kan rekenen op een paar flinke moppers van zijn moeder. En daar weet zijn vader, die wel vaker te laat binnenkomt, alles van.
Pepijn loopt verder het bos in. Bij de dikke grote eik rechts, voor de greppel linksaf, voorbij de bramenstruik weer linksaf. De route kent hij uit z'n hoofd. Met Tristan en Onno heeft hij afgesproken dat ze de route nooit hardop zullen uitspreken of ergens zullen opschrijven. Stel je voor dat iemand zou meeluisteren. En vanaf papier zou iemand rechtstreeks naar de plek kunnen lopen. Inmiddels heeft Pepijn de plek in zicht. Nu wordt hij opnieuw overvallen door een angstig gevoel alsof iemand naar hem kijkt. Hij houdt zijn adem in en kijkt in het rond. Weer is er niemand te zien. Gespannen van concentratie en angst loopt hij door naar de boomhut. Als Pepijn bij de TOPlocatie is aangekomen, trekt hij aan een dik touw, doet een paar forse stappen naar achteren en de touwladder valt naar beneden. Snel klimt hij naar boven. Zie je wel, denkt Pepijn, er is hier iemand geweest. Na de vorige bijeenkomst had hij wat bladeren en takken in hun hut zo neergelegd dat hij prima kon onthouden hoe ze lagen. En nu liggen ze toch echt anders. Wie heeft de TOPlocatie ontdekt? Of zou Onno toch zijn mond voorbij gepraat hebben? Dat zou typisch iets voor Onno zijn. Naast Tristan is Onno één van zijn beste vrienden, maar Onno doet soms hele domme dingen en misschien was het daarom niet slim om hem lid te laten worden van de club. Onno weet waarschijnlijk niet goed wat het inhoudt om lid te zijn van een geheime club en ziet misschien ook het belang van de zwijgplicht niet in. Maar aan wie heeft Onno het dan verteld? Naast Pepijn en Tristan heeft Onno niet veel vrienden.

Terwijl Pepijn zo zit te overdenken hoe hun geheim nog op andere manieren ontdekt kan zijn, is het steeds harder gaan waaien. En als de wind met een klap onder het zeil slaat, schrikt Pepijn op uit zijn gedachten en kijkt met een gehaaste blik op zijn horloge. Tien over half zes! Nog voordat hij de touwladder naar beneden gooit om snel te vertrekken ziet hij hoe de wind de bladeren en takken op de houten vloer heeft verlegd. Hij zucht van opluchting. Er is niemand geweest. Tristan en Onno hebben gelijk. Het is toch de wind geweest. En als je erg gespannen bent hoor je vaak dingen die er niet zijn. Terwijl Pepijn de TOPlocatie verlaat, kijkt hij nog een keer om zich heen. Niemand die hem ziet, denkt hij....

Benieuwd hoe het verder gaat?

Bestel dan nu mijn boek op deze website!

 



 
 
 
Contact: info@isabellevangoch.nl - Uitgever: www.kok.nl